We zijn over de grens met de kerstvakantie en het gaan het nieuwe jaar 2020 in. Eind 2019 hield jij (dwarsloper in het Liberal Arts Tussenjaar -red) je TED Talk waarin je je eigen mens- en toekomstbeeld uitsprak. Nu, in het tweede trimester zal die toekomst verder in de steigers komen te staan. Je weet inmiddels of je een wetenschappelijke- of een kunstopleiding wilt gaan doen, of dat je meer een ondernemer bent of een mensen-mens. Je weet ook waarom je wilt wat je wilt en je hebt daar, behalve keuzestress, ook grote toekomstverwachtingen bij. Je koestert die verwachtingen. We zijn terecht gekomen in de voorbereiding op de grote transformatie die de kern van ieder heldenverhaal vormt. In de grote mythologieën wordt deze fase de Proloog genoemd en verbeeld door een ongecompliceerde paradijstoestand. In meer alledaagse beelden zien we het simpele, eenvoudige bestaan van (jou) de held(in) van het verhaal. Je leeft nog onbewust van wat er gaat veranderen. Er doen zich nog geen morele vragen over het leven of over jezelf aan je voor. Wel is er een langzame verdichting in ruimte en tijd. Het eens zo vloeiende en vanzelfsprekende leven is krapper gaan aanvoelen, en staat op het punt te verdwijnen. Er moet nu een keuze gemaakt worden. Mythologisch gezien bevind je je in het zogenoemde pralaya, een schijnbaar inactieve rustfase tussen twee scheppingscycli. Je staat voor een keuze. Het maken van de keuze is te zien als het overschrijden van een drempel. Er is een variatie in de herkomst van de oproep tot keuze. Soms is het een innerlijke urgentie die tot rijping is gekomen. Soms krijg je een belangrijk nieuw inzicht. Soms volgt je je hart…
Zoals bij alle oproepen, heb je een idealistisch beeld bij je studiekeuze, en dat is ook nodig, maar het is niet ondenkbaar dat je in de loop van je de studie ook op een moment vervreemd raakt van die eerste oproep, van dat eerste beeld van een mooie zinvolle studie en de toekomst daarvan. Voor ieder van ons komt vroeger of later de vervolg vraag op een eerste keuze: aanpassen, afhaken of dwarslopen? Maak je de aanpassingskeuze, dan betekent dat volgens de existentiefilosofen dat je je bij de zaken neerlegt zoals ze zijn. Het valt je weliswaar niet licht, maar je kunt er niets aan veranderen. Je hebt er min of meer vrede mee dat het niet is wat je dacht. Je leert het gedrag vertonen dat de academie van ons vraagt. De kans dat je afhaakt is aanwezig. Zij wordt echter kleiner als je doorzettingsvermogen hebt en een doel, en beiden hangen samen met het mensbeeld dat je hebt. Zonder dit is er een statistische kans van 30% dat je de rit niet afmaakt en het opgeeft. Zo niet in het eerste jaar, dan in het tweede of derde jaar.
Wat gebeurt er tijdens de academische opleiding, waardoor wij het zo moeilijk krijgen en in een crisis raken? En hoe bereid je je daar op voor? Ik vroeg het aan een willkeurige student die ik in Utrecht ontmoette, Kevin. Kevin studeert Diergeneeskunde. De meeste studenten Diergeneeskunde beginnen met een geweldig idealisme voor hun studie. Ze zijn bevlogen, hebben grote idealen. Ze willen het welzijn van dieren bevorderen en boeren en bedrijven helpen het dierenwelzijn op een hoger niveau te tillen. In de loop van hun studie gebeurt er dan iets, waardoor dat ideaal steeds minder gevoeld wordt. Zo ook bij Kevin. Kevin stuitte bij Diergeneeskunde op het classificatiesysteem Epass; een bureaucratisch analytisch systeem waarop je als student slechts op drie wijzen kunt worden ingedeeld: een 4 (heb je eigenlijk al meteen), een 5 (kun je nooit halen) en een 3 (beneden de maat). Gevolg: iedereen wordt een 4. Bij een geniale 5 sla je door naar een communicatieniveau dat niet meer communiceert en bij een te licht bevonden 3 val je af. Het systeem beoordeelt niet alleen op rigide wijze, het is zelf rigide. Er zijn niet slechts drie uitkomsten er worden ook slechts zeven competenties beoordeeld. Die moeten aan zeer strakke maatstaven voldoen. Alles wat daarbuiten valt bestaat simpelweg niet. ‘Dat is wel pittig’, zegt Kevin, ‘daar heb je dan best wel moeite mee.’ Kevin kortom, kreeg last van Dwarse gevoelens bij het systeem; hij legt het als volgt uit:
‘Stel, je komt in een moreel dilemma, omdat het uit voorzorg doden van bijvoorbeeld nog gezonde geiten of varkens je in gewetensnood brengt. Een dergelijke gewetensnood valt onder de competentie: professioneel handelen. Wat ons in de bachelor geleerd is, is dat we dan niet in het uit voorzorg doden van dieren mee moeten gaan. We mogen dwarse beslissinen nemen. Zinloos doden is niet professioneel en niet ethisch. In de master leer je vervolgens dat dat allemaal wel waar is, ‘maar als jij het niet doet doet iemand anders het.’ Dit voorbeeld laat zien hoe professioneel handelen langzaam kan verworden to pragmatisch handelen en niemand weet nog waar de schaal begon te glijden.
In de bachelor hanteer je een morele standaard die je in de Master moet leren loslaten om aan de compententie moreel handelen te kunnen voldoen. Zo’n wetenschappelijk ethos – dat samenhangt met een mensbeeld – wordt reductionistisch genoemd. Het beoefenen van wetenschap betekent dan niet langer: het zoeken van oorzaken, maar het beheersen van onhoudbare groeimodellen. Daar word je wel een beetje cynisch van, zegt Kevin. ‘Het is moeilijk om hier je ideaal nog te volgen, om dat beest beter te maken.’
Zo leer je ook het vak communnicatie: communnicatie is heel belangrijk, maar het wordt versmald tot het volgen van protocollen. Dat is lastig, want die communicatie is dan dus aan regels gebonden, niet open. Je mag niet zeggen: “we moeten een bloedje afnemen, want dat is belangrijk voor de veterinaire gezondheid”. We moeten zeggen: het is wettelijk verplicht om dat bloedje af te nemen. Als ik als dierenarts niet de formele wettelijk taal gebruik, dan wordt ik zelf verantwoordelijk als een boer het er niet mee eens is. Zo word ik tot in de taal een soort professionele automaat. Een dierenarts wordt meer en meer iemand die net als een politieagent een plekje krijgt die hij moet controleren. Doe je het niet, dan is er voor jou geen werk en geen brood, aldus Kevin.
Kortom het gevaar is niet denkbeeldig dat als eenmaal de studie met succes is volbracht, van het aanvankelijke idealisme nog maar weinig over is. Er zijn natuurlijk uitzonderingen, maar veel mensen beginnen zeer bevlogen en eindigen met een zekere academische hardheid en zelfs een academisch cynisme. Dit geldt overigens evengoed voor de zorg, het onderwijs en zelfs de kunsten. Kevin echter laat het er niet bij zitten: hij is gaan dwarslopen. Hij zit in zijn laatste jaar. Hij gaat regelmatig meelopen met dierenartsen om deze kwesties met hen te bespreken. Hij kent veel artsen met een burnout die conflicten hebben met zichzelf. Helaas, aldus Kevin, want het is het mooiste vak is wat er is. Veel mensen leggen zich er toch bij neer verzucht Kevin.
En nog iets. Bij Diergeneeskunde studeren 85% vrouwen. Veel van deze vrouwen gaan vijf of zes jaar in de praktijk werken. Ze krijgen kinderen en stoppen dan, logisch voor even maar het opmerkelijke is dat ze daarna niet terugkeren in het vak. Ze gaan dan bijvoorbeeld administratief werk doen of houden zich bezig met beleid, maar in ieder geval zoeken zij geen praktiserend werk als dierenarts. Dat is een tendens. Ze zijn druk bezig de oorzaak te onderzoeken, aldus Kevin.
Is er nu iets mis met die vrouwen? Hebben we hier te maken met een catastrofale braindrain? Of is er iets mis met de wetenschap? Moeten we het eigenlijk toejuichen dat veel vrouwen afhaken als dierenarts nieuwe stijl? Als wetenschap onder de vlag van objectiviteit en waardevrijheid, cynisme en resignatie vereist, dan is er niet zoveel mis met de jonge vrouwen en mannen die in grote getalen naar de universiteit stromen en vroegtijdig weer afhaken, maar met de vertochnoratisering van de wetenschap zelf.
Mijn gedachten dwalen af naar de rennaissance van de 12e eeuw en het ideaal van de Universiteit waarmee het idee wetenschap begon. Twee pioniers daarin waren Thomas van Aquino en diens leermeester Albertus Magnus. Zij stonden aan de de wortels van de stichting van de universteiten in Europa. Zij bereidden een sterke opleving van de wetenschap voor waarin de hoofdwerken van Arabische en Griekse filosofen en zuiver wetenschappelijke teksten in het werden Latijn werden vertaald.
Deze eerste scholasitici probeerde het Middeleeuwse christendom te verbinden met het Antieke denken van Aristoteles. De – nu ver van ons afstaande vraag – destijds was: “mag de gedachtenwereld van de antieken worden opgenomen in christelijke canon?” De inhoud van de vraag zegt ons niet meer zoveel. Het antwoord van de Albertus Magnus, de leermeester van Thomas echter, is nog steeds een baken voor Dwarslopers: hij zegt tegen Thomas: “wat er ook gezegd wordt, stel altijd de vraag of het uit de levende werkelijkheid voorkomt en of jij je ermee kunt verbinden.” Kun jij er achter staan? Alleen dan is het de moeite waard. Alleen dan moet je het verdedigen. De parallel is: er is een prachtige impuls (het verbinden met het Antieke denken en het christendom) en een hoog ideaal dat leidt tot de eerste universiteiten, dat gaandeweg verword tot de hokjesgeest en het keurslijf van een nieuwe systematiek, de scholastiek als louter nog een set van dogmatische regels. Of die regels nu scholastiek heten of E-pass of Magister maakt geen verschil. Het verschil is het classifiactieharnas dat levende systemen verstikt.
Jullie gaan je voor 1 mei aanmelden voor een studie die aan het begin staat van je loopbaan. Ik hoop dat je met grote verwachtingen naar hogeschool, kunstacademie of universiteit gaat. Begin nooit blasé of cynisch. Op de Vrije Hogeschool proberen we de idealen die je hebt uitgesproken in de TED Talk te voeden en levend te houden. Dat je dus niet aan een studie begint en je na verloop van tijd steeds meer vervreemd raakt van jezelf, maar dat je ergens diep van binnen weet waar je naar toe wilt in je leven, en wat dat van je vraagt, en wat niet; welke meegaandheid en welke opstand. En hoe je studie daaraan kan bijdragen en ook hoe niet.
Op de Vrije Hogeschool vragen we je niet alleen samen te werken, het leven met respect te bejegenen en dingen vrij van classificatiesystemen te bevragen. We vragen je in contact te blijven met de levende werkelijkheid. De vraag is: hoe komt een nieuwe gedachte, voorheen ondenkbaar en onvoorstelbaar tot leven als een nieuw onderdeel van de door onze gekende wereld? Hoe komt zij binnen de bestaande frames? Transformatie, groei en chaotische processen zijn onlosmakelijk verbonden. Het andere, het onverwachte, de tot dusverre onvoorstelbare rangschikking van culturele materialen die wordt geboren uit de levende werkelijkheid, is altijd uniek. Jij bent uniek.
Jouw vragen zijn ingebed in een bepaalde werkelijkheid. De ervaring van de levende werkelijkheid is de ervaring van jouw uniciteit. Jouw originele vragen en dito antwoorden kunnen nooit gevangen worden in classificatiesystemen. Zij moeten gesteld en geleefd worden alleen zo leveren ze de wereld heel veel op.
En, ja, ook als je hebt leren dwarslopen komt op een goed moment weer een crisis en weer een moment van keuze. Maar de kans dat je je tevredenstelt met het geven van de gewenste antwoorden en dat je het gedrag gaat vertonen – in grote en kleine dingen – dat niet bij jouw ethos of intenties past wordt steeds kleiner. Kortgezegd: wij zijn er ontzettend trots op straks vijftig nieuwe dwarslopers aan de poorten van het hoger onderwijs af te zetten en we hopen dat net als bij jullie voorgangers (oa. Femke Halsema en Jesse Klaver) de levende werkelijkheid je zal blijven verwonderen en inspireren en dat het vermogen dwars te lopen dat nodig is om welke studie dan ook tot een succes te maken je nooit zal verlaten. In je dwarsloperschap ligt het meesterschap van de toekomst besloten.
Geschreven door: Gerrie Strik.
Beeld © Sander Heezen