Het is een warme dag vergeleken met de dagen hiervoor. Met de zon op mijn gezicht en mijn pet achterstevoren struin ik door het Grazyna Park in Krakau, op zoek naar een gesprekspartner.
Wie spreekt er Engels? Wie is niet ergens mee bezig? Uiteindelijk kies ik een vrouw uit van ergens in de dertig, lichtelijk onderuit gezakt op een van de vele groene bankjes, in de schaduw van een van de vele bomen. Blond haar, grijze jurk en een lege kinderwagen naast haar. Als ik haar aanspreek lijkt ze een beetje wakker te schrikken. Door haar donkere bruine zonnebril heen onderzoekt ze me vluchtig. Ik vraag haar vriendelijk of ze Engels spreekt en of ik haar wat vragen zou mogen stellen. Dat mag.
Ik laat haar mijn sjabloon zien en vraag haar wat zij denkt dat het betekent. “Sowieso iets maatschappelijks.”, zegt ze. “Iets over het individu.” Ik vraag of het woord ‘zelfbeschikking‘ de betekenis veranderd. “Ja, dat zie ik er ook wel in, de opstandigheid.”
Mijn volgende vraag was: ‘Hoe oud was je toen je voor het eerst dingen voor jezelf wilde gaan beslissen?’, waarmee ik doelde op de pubertijd. Dat wist ze niet zo goed, alleen dat het vrij vroeg was.
“Ben je gelovig en denk je dat geloof iets is wat valt onder zelfbeschikkingsrecht?” Nee, gelovig is ze niet. Haar ouders wel, maar die vinden dat geloof iets is waar iemand zelf voor moet kiezen; Waar je in gelooft en in welke mate je daarin gelooft is een vrije keuze. Daar is ze het wel mee eens.
“Is geloof volgens jou een beperkende factor voor het zelfbeschikkingsrecht of… ?” Nog voordat ik mijn vraag af heb kunnen maken, krijg ik al een volmondige: “Jazeker!”. “Met al die geloofsovertuigingen die je vertellen hoe te leven…”
Tijdens ons gesprek glijdt haar blik heen en weer tussen mij en een tafereel wat zich, zichtbaar over mijn schouder, een paar meter achter mijn rug afspeelt. “Dit zijn mijn man en één-jarige dochtertje.”, zegt zij als die twee ineens wat dichterbij zijn gekomen. Hij knikt naar me, bij wijze van groet, terwijl hij hun dochtertje bij haar handjes overeind houdt. Ik knik terug.
Vanuit het geloof maak ik de stap naar liefde als onderdeel van zelfbeschikkingsrecht door middel van de beperking die het geloof daarop legt: ‘Liefde voor hetzelfde geslacht is verboden.’ Hier is ze fel op tegen. “Dat moeten ze lekker zelf weten. Het is niet alsof ze er iets aan kunnen doen en ze doen er niemand kwaad mee.” Voor een Pools iemand is dit een vrij progressieve uitspraak. Een uurtje eerder hebben we met de hele groep een Pride-mars bijgewoond, een oproep voor algemene acceptatie van liefde, ongeacht geslacht en voorkeur. Het was bizar om te zien hoeveel politie daarbij moest zijn om te voorkomen dat er iets zou gebeuren.
Ten slotte vraag ik haar of ze denkt dat de wereld een betere plek zou zijn als iedereen voor zichzelf zou mogen beslissen hoe zij hun leven leiden, zonder daarbij een ander iets op te leggen. Dat is dan weer een volmondige: “Nee”. “Als ik nu zou besluiten dat ik vijf dagen per week ga werken is dat heel slecht voor mijn dochtertje. En stel dat iemand besluit dat hij of zij een moordenaar wil zijn, wat dan? Nee, er moeten beperkingen zijn op zelfbeschikkingsrecht. Daar waar leed voor anderen wordt veroorzaakt.” Daar ben ik het helemaal mee eens.
Vriendelijk vraag ik haar of ze nog vragen of opmerkingen heeft en na een klein vervolggesprek laat ik haar tevreden achter bij haar man en dochtertje, op het bankje, dat inmiddels in de zon staat.
Door: Sjors