Ik kijk op van mijn telefoon.
En zie voor het eerst, sinds station Zwolle, weer mijn medereizigers
eveneens afgeschermd in hun eigen wereld.
Met alleen zichzelf en hun eigen vermaak.
Ieder persoon, een eigen individu.
Een eigen leven met eigen problemen.
Zo dichtbij, zo tastbaar,
maar tegelijk zo ver weg.
Alsof we ons allemaal in een eigen universum bevinden.
Ze horen, zien, of voelen mij niet,
hebben geen besef van mijn aanwezigheid.
Hier, een halve meter verderop.
Samen in de trein.
Samen op weg vooruit.
Maar kan je wel van samen spreken,
als iedereen in zijn eigen wolk leeft kilometers uiteen.
Waardoor de ander slechts een een schim wordt,
onzichtbaar in de mist.
Wat maakt ons in deze trein een geheel?
Want die link mis ik.
Zijn we dan als de zee,
die schelpjes samenbrengt
en weer weg spoelt.
Zonder doel, zonder reden.
Ben ik dan de enige die mijn ogen opent?
Opkijkt.
Me open stelt voor de ogen van de ander,
ook al zien ze mij niet.
Ben ik dan een vreemdeling, een dwarsloper?
Wat verbind ons?
Is het puur onze eindbestemming?