Het is oorlog en op het station staat een meisje met haar moeder te wachten op de trein. Haar vader is ziek en ze gaan hem bezoeken in het ziekenhuis in de grote stad. Ze heeft een klein koffertje in haar hand met daarin een mooie tekening van het gezin.
De moeder kijkt steeds angstig naar de lucht en de stationsklok terwijl ze zachtjes in de hand van haar dochter knijpt. Opeens horen ze het luchtalarm afgaan en ontstaat er paniek op het perron. Iedereen rent alle kanten op en sommige rennen massaal de straat om omhoog te kijken.
De grijze lucht is gevuld met vliegtuigen die richting het centrum lijken te gaan. Maar dan koppelen een paar machines zich los van de groep en blijven boven het station cirkelen. Meteen neemt de moeder actie, tilt haar dochter op en steekt het spoor over.
Ze rent richting de wachtruimte als ze boven zich zwarte stipjes ziet. Verstijft blijft ze stil staan en wacht de verschrikking af. Het meisje heeft zich losgerukt uit haar moeders greep en kijkt ook nog boven. Ze rent weg maar ziet dat haar moeder verstijft blijft staan. Moeder en dochter kijken elkaar aan voordat ze worden weggeblazen en alles zwart wordt.
Een paar jaar later staat er een vrouw op de begraafplaats met een bos bloemen in haar handen. Ze loopt naar een graf en blijft daar staan tot de tranen haar in de ogen springen. Huilend valt ze op haar knieën met het gezicht in haar handen.
Ik voel me zo alleen zonder jou, zonder jou is alles anders. Waarom jij en niet ik? Waarom kunnen we niet samen zijn net zoals vroeger?