Festival 2022

50 Jaar Vrije Hogeschool

Dwarslopers

Le Sacre du Printemps, beeld voor het leven van jongvolwassenen

Een vertelling in vijf hoofdstukken.

Op 20 maart 2022 openden de vijftigste editie Vrije Hogeschoolstudenten de viering van het vijftigjarig bestaan van de school in Figi te Zeist, met een ontroerende voorstelling van Le Sacre Du Printemps van Stravinsky. De zaal zat vol: meer dan 400 oud-studenten, oud-docenten, ouders en anderen genodigden zijn uit het hele land naar Zeist gekomen en meer dan vijftig jonge mensen die in het AZC in Zeist verblijven, woonden de voorstelling bij.

Hoe is de dramatiek van De Sacre een beeld voor onze tijd, een beeld voor het leven van jongvolwassenen, in het Oosten en in het Westen? En hoe drukt zij iets uit van de opgave van De Vrije Hogeschool? Daarover zou het gaan die middag.

Die voorstelling was niet langer vanzelfsprekend. Sinds 24 februari zijn we in een nieuwe werkelijkheid terecht gekomen. Een miljoen Oekraïners zijn op de vlucht, hun huizen en ziekenhuizen gebombardeerd, hun leven verwoest. Duizenden Oekraïense burgers en duizenden Oekraïense en Russische soldaten zijn omgekomen.

Ieder van ons heeft moeite het nieuws nog emotioneel bij te houden, velen liggen wakker, leven mee met de Oekraïners en met de Russen- die deze oorlog niet willen. De vraag is dus: Mag je in deze tijd Russische muziek ten gehore brengen? Kun je je 50-jarig bestaan vieren met een stuk als dit? Sinds de inval in Oekraïne is het kunstproject Le Sacre Du Printemps, een vraag geworden.

‘Oorlog leidt tot een besmettelijke manier van denken’, schreef Geert Mak in de NRC van 21 maart. Iedereen heeft opeens het gevoel deel uit te maken van iets veel groters. Concerten met Russische componisten worden afgelast, en tentoonstellingen met Russische schilderijen opgedoekt. In het universum van de held bestaan alleen grootse verhalen, die enkel uit tegenstellingen bestaan: ons en hen, vriend en vijand, zwart en wit. Dat is nu precies het gevaar van dit moment, aldus Geert Mak.

Misschien is Kunst een van de laatste toevluchtsoorden waar we elkaar verstaan.

‘De componist’, zei Schopenhauer, ‘openbaart het diepste wezen van de wereld en spreekt de diepste wijsheid uit in een taal die de rede niet kan verstaan.’

Hoofdstuk 1: ‘I didn’t write the Sacre, I heard it.’

‘I didn’t write the Sacre, I heard it.’ Met deze woorden onthult Igor Stravinsky in één zin de ongewone wordingsgeschiedenis van zijn balletmuziek. En dat woord ‘balletmuziek’ is als aanduiding voor de ongehoorde combinatie tussen muziek en dans hoe dan ook te beperkt.

Deze waanzinnige dans van dood en leven, ‘ontvangen’ aan de vooravond van de 1e wereldoorlog, confronteert ons alleen al door de gelijktijdigheid tussen het rituele offer op het podium en de massale op handen zijnde vernietiging in de slagvelden van WO1, met vragen over de geheimzinnige samenhang tussen kunst en leven.

Wat hoort Stravinsky als hij De Sacre hoort? De componist hoorde De Sacre zonder aanvankelijk te weten wat hij innerlijk waarnam en zonder te beschikken over middelen om vorm te geven aan deze visionaire ervaring. Het visioen slaat de componist met overweldigende machteloosheid, even overweldigend als de heilige obsessie die hem heeft bevangen.

In Kroniek van mijn leven zegt Stravinsky dat hij trachtte de ontzagwekkende groeikracht van de natuur uit te drukken als een totale overrompelende en alomvattende kracht van vernieuwing. De nieuwe wereld van de lente.

Bij het publiek riep De Sacre bij de eerste opvoering Ontzetting op, bovenal: Angst. Het ritme krimpt en groeit. Men kan er niet langer op tellen of ademhalen. De melodie roept flarden herinnering op uit een onnoemelijk diep verleden dat verontrustend rondspookt in het heden. Welk offer wordt hier gevraagd?  Wat is het geluid dat we nodig hebben, als tegenhanger?

Alle grote kunst gaat uiteindelijk de strijd tussen de alledaagse mens met zijn kleine ambities en de scheppende mens met zijn goddelijke aspiraties. En die strijd woedt in onszelf. De Sacre is daarin niet minder actueel dan 100 jaar geleden.

Het meisje, de koningsdochter, staat in alle grote kunst — voor de menselijke ziel, of het Ik. Orpheus in de onderwereld op zoek naar zijn Eurydice grijpt ons steeds opnieuw naar de keel, omdat het de zoektocht naar de ziel verbeeldt, de zoektocht naar de essentie van het menszijn — naar het Ik. Kan het meisje leven? Kan de ziel ademen? Veel kunstenaars en wetenschappers geloven: steeds minder.

De Duitse cultuurfilosoof Adorno hoorde in De Sacre een ondergang van het bewustzijn in de woest kolkende zee van destructieve krachten in onszelf en in de wereld. Hoorde het tot uitbarsting komen van depersonalisatie en waanzin, samenhangend met de opheffing van het menselijk Ik in onze beschavingsgeschiedenis.

Pina Bausch zag in De Sacre een uitstoting en een liquidatie van de vrouw of het meisje. Het offer voltrekt zich als het ware autonoom, en het lijkt alsof mannen, vrouwen en een priesterfiguur zich willoos uitleveren aan onweerstaanbare driftmatige processen.

Onze choreograaf Maxi hoort in De Sacre een reis van de ziel door alle in het lichaam opgeslagen herinneringen, niet alleen die van jou, maar ook die van je voormoeders. Maxi spreekt over het gekolonialiseerde ik, en over het trauma in ons leven.

Liquidatie van het ik, liquidatie van het vrouwelijke, in het lichaam opgeslagen herinnering. De Sacre dansen is zwaar, vergt alles van onze studenten. Uitverkiezing? Je roeping volgen? Uitstoting?

Wat zich opdringt is de vraag naar de diepste betekenissen van een uitverkiezing die tevens een uitstoting is, een liquidatie van het ik. Dood en opstanding. Uiteraard is er die andere grote cultuurtekst van deze tijd in het jaar: De Matthäus. Oud-student en predikant Joost Röselaers schrijft daarover:

‘De Matthäus eindigt dieptreurig, rond het graf, maar de laatste toon is een majeur, die gaat toch omhoog. Die dissonant, dat vind ik prachtig. Hij verwijst naar de opstanding. Hoe treurig ook, uiteindelijk gaat het goed. Dat is de kern van mijn geloof: het is afdalen en opstaan. Die dissonant is waarom ik geloof en waarin ik geloof.’

Ook De Sacre is een grote dissonant van afdalen en opstaan: En dan wordt zij opeens verbijsterend actueel: ‘Ik ben geen zielloze robot die alleen maar beleid uitvoert zonder zijn ware ik daarin te betrekken,’ zegt oud-student en voormalige wethouder van de gemeente Haarlem Michel Rog, nadat hij is uitgestoten uit de gemeenteraad. Hij kon niet leven met het feit dat door de 2-G beleid een hele bevolkingsgroep dreigde te worden uitgesloten van de maatschappij.Maar het blijft wel wat het is, intussen: een groot offer is wat gevraagd werd, van een politieke carrière, en maatschappelijke positie.

Hoofdstuk 2: Heerlijke Nieuwe Wereld

Op het landgoed de Reehorst, staat een enorme rode beuk. Ieder voorjaar staat hij in zijn volle lentetooi. ‘Lievegoed gebruikt vaker het beeld van die boom,’ zegt oud-student Jaap Sijmons.

Veel van onze oud-studenten hier aanwezig zullen dit herkennen. Want Lievegoed ging met zijn studenten om die boom heen staan. Het was niet alleen een beeld. Het was het schouwen van een werkelijkheid.

‘Als je van de ene kant kijkt, zit die tak links, maar als je van de andere kant kijkt zit hij rechts. Als we vergeten dat we aan verschillende kanten staan, worden we het niet eens over de plaats van die tak.

Je moet leren zien van waaruit iemand kijkt, om hem te kunnen begrijpen. Bij deze boom besloot ik: ik wil meer dan alleen kennis vergaren of geld verdienen. Ik wil het leven echt begrijpen.

Zulke inzichten zijn voor iedereen van belang, maar voor jonge mensen zijn ze wezenlijk. Waar worden zulke inzichten onderwezen? Waar vinden we in ons huidige hoger onderwijs iets terug van die Heerlijke Nieuwe Wereld onder de Lievegoedboom?

Het is niet vanzelfsprekend. De Brave New Word van Aldous Huxley was een Distopie, waarin hij met vooruitziende blik onze wereld — die haar eigen als technologische karikatuur is geworden — voorzag. Minder bekend, is Huxly’s Utopische boek Eiland uit 1962. Huxley beschrijft hoe op dit eiland het inzicht is gerijpt dat een duurzame samenleving alleen kan bestaan uit mensen die hun eigen eenzijdige alledaagsheid hebben overwonnen en zich bewust worden van de grotere samenhang van alles wat leeft.

Niet alleen de grote kunst, ook ons leven gaat uiteindelijk de strijd tussen de alledaagse mens met zijn kleine ambities en de scheppende mens met zijn goddelijke aspiraties — dat wist Huxley en dat wist Lievegoed. De Lievegoedboom toonde dat er minstens twaalf perspectieven zijn op de werkelijkheid. Maar om te kunnen zien, moet je inzoomen.

Hoofdstuk 3: ‘Waar dienen jongens en meisjes voor?’

De fundamentele vraag is, aldus Huxley, ‘Waar dienen jongens en meisjes voor?’. Het antwoord, hangt af van waar men toevallig opgroeit. Waar dienen jongens en meisjes voor in Amerika? Het antwoord: voor massaconsumptie. En wat vloeit logisch voort uit massaconsumptie? Massacommunicatie, massareclame, massa-bedwelmende middelen, tv, tranquilizers, positief denken en sigaretten.

En nu de massaconsumptie in Europa is doorgedrongen: waar dienen jongens en meisjes daar voor? Voor massaconsumptie en de rest — net als in Amerika, aldus Huxley.

Terwijl daarentegen in Rusland een ander antwoord bestaat. De jongens en meisjes dienen voor de versterking van de staat. Vandaar al die ingenieurs en leraren in natuurwetenschappelijke vakken, om maar te zwijgen over de al die divisies die klaarstaan voor onmiddellijke actie en uitgerust zijn met alles en nog wat van tanks tot H-bommen tot lange afstandsraketten. En in China is het hetzelfde liedje, alleen nog erger. Oost is dus Oost en West is West, zegt Huxley, maar er zijn twee manieren waarop die twee elkaar misschien zullen ontmoeten:

Het Westen wordt misschien zo bang voor het Oosten dat het het idee opgeeft dat jongens en meisjes dienen voor massaconsumptie en in plaats daarvan uitmaakt dat ze dienen voor kanonvoer en versterking van de staat. Het alternatief is dat het Oosten misschien zozeer onder druk komt te staan van de naar apparaten hongerende massa die Westers wil doen dat het zich bedenken moet, en zeggen dat jongens en meisjes in werkelijkheid voor massaconsumptie dienen — aldus Huxley.

Rudolf Steiner, de inspirator van De vrije school, wees reeds in 1917, in een Manifest an das Deutsche Volk op het fundamentele verschil tussen het ideaal van het Westen en het ideaal van het Oosten, en waarschuwde voor wat gebeurt als je de blik op de werkelijkheid vernauwt tot één perspectief.  De idealen van de Franse Revolutie, die ten grondslag liggen aan onze moderne tijd, zijn: Vrijheid, Gelijkheid, en Broederschap. Zodra we die scheiden, gaat het mis.

In het Westen is het Grote ideaal Vrijheid boven Alles verward met vrijheid om te consumeren, en broederschap is vergeten. In het Oosten is het Grote ideaal Gelijkheid boven Alles vernauwd tot Staatssocialisme en de Vrijheid is in de ban gedaan.

Het tweede deel van De Sacre heet: Dance des Adolescents. In hoe we met jongeren omgaan zien kun je zien, wat we aan beide kanten vergeten zijn. Want waar dienen jongens en meisjes werkelijk voor? Noch voor massaconsumptie, noch voor het versterken van de staat. Volgens Huxley is het antwoord: ‘Voor verwezenlijking, om volwaardige mensen te worden.’

 ‘Geef de studenten nooit de kans zich te verbeelden dat iets alleen op zichzelf bestaat. Maak van het begin af aan duidelijk dat alle leven een verband kent,’ schrijft hij.

‘Toon ze dat verband in de bossen, op de velden, in vijvers en stromen, in het dorp en in het gebied eromheen. Laat ze het steeds duidelijk voelen. Evenwicht, geven en nemen — dat is de regel in de natuur en, omgezet van feiten in moraal, behoort dat ook de regel onder de mensen te zijn.’

De Vrije Hogeschool is een Eiland in het Nederlandse cultuurlandschap, waar de wetenschap van de verbanden tussen zelfkennis, kunst, wetenschap en religie onderwezen wordt.

Waar de docenten gesprekken voeren met hun studenten over waarvoor we leven, ook buiten school. Waar vijftig jaargangen studenten op adem zijn gekomen voordat ze de wereld ingingen. En dat is heel hard nodig.

Hoofdstuk 4: Bij je tweede adem komen

De Sacre, is als de wereld, en niet anders te dansen dan wanneer je op een tweede adem komt.

Misschien, als je sporter bent, herken je het fenomeen van de tweede adem, bijvoorbeeld als je hardloopt. Als je heel moe bent, en je loopt en je loopt en je komt op het punt dat je steeds meer buiten adem raakt en al zou je nog door willen gaan, het gaat niet meer. De druk op je hele systeem is te groot. Je wilt het opgeven, je wilt uitstappen, want je staat op het punt om tegen een keiharde muur aan te lopen. Je hebt geen adem meer over. En als je wilt opgeven, vuurt Maxi de dansers aan: ‘Doorgaan! Je kan het!’ En dan ineens, ben je aan de andere kant van de muur, je bent door de muur heengegaan. Je weet niet hoe, maar ineens gaat het weer. Je krijgt lucht. Je komt in een tweede adem terecht en je hebt het gevoel dat je nu maar door kunt blijven gaan tot in het oneindige.

Opgroeien in de 21ste eeuw betekent opgroeien in een draaikolk van krachten.  Er vindt een ongekende aanval plaats op de krachten van de geest, de vrije wil en onze diepste identiteit als mens. Hoe kunnen wij jonge mensen helpen om het hoofd te bieden aan de vernietiging van alles wat zich bewogen weet door de geest of door de vrije wil? Hoe kunnen we de wetenschap van verbanden levend houden in plaats van een ideologie van botte concurrentie en individualisme? Wat kunnen we stellen tegenover het geweld tegen het midden, het, meisje, het ik, dat Stravinsky in De Sacre hoorde?

Bernard Lievegoed heeft de Vrije Hogeschool niet in de eerste plaats opgericht voor de jongeren van toen in 1971, maar voor de zielen die op de drempel van de 21e eeuw geboren werden. Voor de studenten van nu, die twee jaar in isolatie zaten. Om hun koers te bepalen zullen zij mentoren nodig hebben, die het hart, aanspreken, en ziel voeden, opdat hun geestkracht kan rijpen, en zij in ons, de generatie die jong was in de lichte jaren waarin de Vrije Hogeschool werd gesticht, de empathie met hun lot gaan vinden, die Bernard Lievegoed voorzag dat nodig zou zijn in deze tijd.

We weten allemaal inmiddels hoezeer de toekomst die Lievegoed voorspelde is doorgedrongen in het hoger onderwijs en in de grote bedrijven waar onze studenten zullen gaan werken. Waar lopen studenten die bijvoorbeeld in de tech-industrie gaan werken tegenaan? Oud-student Tim Hendrix & designer van ons voormalige internetplatform zegt:

‘Het is een harde wereld met een heftige werkcultuur. Als je bij een grote tech-reus als Google werkt, wordt er van je verwacht dat je twaalf uur per dag werkt. Het is ook de bedoeling dat je op je werk sport, ontbijt, eigenlijk leeft. Je hele identiteit wordt Google.’

In de diepste lagen van de ziel schuilt in vele mensen tegenwoordig iets waardoor zij onbewust tegen zichzelf zeggen: ‘Als jongeren zijn wij ontvangen in een menselijke wereld die op het punt staat te verdwijnen en die ons iedere geestelijke werkelijkheid heeft ontzegd.’

‘Mijn passie om als designer in de tech-industrie te werken, is voor mij lastig verenigbaar met de cultuur in die industrie,’ vervolgt Tim. ‘Dat komt door mijn tijd op de VH. Daar werd ik aan het denken gezet over wie ik ben. Waar ik vandaan kom. Wat ik belangrijk vind. Hoe ik vind dat het leven geleefd moet worden. Die filosofische benadering zal ik nooit vinden in de tech-sector. Dat schrok me af. Ik voelde me vaak anders dan andere designers en vroeg me af of ik wel in die wereld thuishoor.’

Hoofdstuk 5: Vrije Hogeschool: cultuur van het hart

Hoe kunnen jongeren van nu de vruchten plukken van 50 jaar zaaien in de maatschappij? Het antwoord is: door een cultuur van het hart te stichten. Om dit tot stand te brengen nodig ik u uit deelgenoot te worden van het Vrije Hogeschool Mentorprogramma waarin we elkaar en de nieuwe generatie jongeren actief willen inspireren in een levend netwerk gebaseerd op vriendschap en respect.  Een gemeenschap van mensen die elkaar wederzijds inspireren in een onzekere en soms aangrijpend geestloze wereld.

‘Pleintjesmensen’ noemt oud-student en oud-muziekdocent Frans Funnekotter ons;

‘Je staat op een plein, je kunt verschillende kanten op en een bepaalde ontmoeting wijst je in een richting of raakt je om een stap te zetten. Dat zijn soms maar eenmalige ontmoetingen en altijd met een ander mens. Zo was er, toen ik als docent op de VH werkte, ook Alfred Heijder. Een wijze man, echt iemand die je een levensles leert,’  aldus Frans.

Sinds 1971 ervoeren vijftig jaargangen Vrije Hogeschool studenten wat het plein is, waar je op een tweede adem komt, en waar dit is. Om zo’n plein te openen hebben we het VH Mentorprogramma opgericht, waar studenten met oud-studenten in contact kunnen komen om hen een eindje te begeleiden bij hun eerste stappen na de Vrije Hogeschool. We nodigen jullie van harte hiervoor uit.

Laten met elkaar opnieuw een plein creëren waar de ziel kan ademen.

‘What Brave New world that has such people in it!’ zei Shakespeare in The Tempest, dat volledig gaat over de Perfect Storm waarin we terecht zijn gekomen, en die ook Lievegoed voorvoelde.

Een Eiland midden in de samenleving, is wat de Vrije Hogeschool al vijftig jaar is, en nog vijftig jaar wil zijn.

Gerrie Strik – 20 maart 2022

 

Fotografie: Sander Heezen