Clara Brands

Ik sta hier, al jaren. Midden op dit plein. En nog steeds ben ik er niet aan gewend. Elke dag kijken er mensen, lopen langs en rond me heen. “Wat een mooie vrouw” zeggen ze dan “wat zit haar haar leuk, en die jurk die ze aan heeft!”, “Ja, schoenen hadden zo nog niet in die tijd” zegt een vader tegen zijn dochtertje. Welke tijd? Ja, de tijd dat ik nog in de Ardenne was misschien.

Ik ben geen vrouw. Ik heb geen jurk en ben geen jurk.

Ik ben een stuk graniet dat met pikhouwelen, die prikten en sneden en dynamiet dat knalden branden en scheurden, is weggerukt van de plaats waar ik al duizend jaar gevestigd was. Om vervolgens in zo’n stinkend snel ding, gebracht te worden, naar iemand die me nog veder kapot sloeg. Die dagenlang naar me keek, hier nog een stukje van me brak, daar nog wat sneed.

Totdat ik, weer in zo’n stinkend snel ding -die hier constant voorbijkomen- naar deze afschuwelijke plek werd gebracht, met starende ogen, handen die me overal aanraken, stemmen die zeggen wat ik “ben”.

 

Ik wil hier niet zijn.

Ik wil niet zijn wat zij zien.

Ik wil terug naar mijn vertrouwde rots, naar de rest van mij.

Waar je zover als je kan kijken alleen maar bomen, rotsen en water ziet.

Waar je bent en alles is, gewoon is.