WAAROM ER GENERATIES ZIJN
Stelling nemen in een gedicht.
1. Wie zich bewust is van de wereld
doet geen oog dicht.
2. Wie niet voldoende slaapt,
wordt een bedreiging voor zichzelf
en zijn omgeving.
3. Wie wakker wil zijn moet voldoende slapen.
4. Maar wat gebeurt er met de wereld
als wij ingeslapen zijn?
5. Zo werd de toerbeurt uitgevonden.
Misschien dat er daarom generaties zijn?
Vlak voor de slag bij Waterloo geleverd werd, bevond de engelse veldheer Wellington zich nog op een bal. En maanden later, na de slag bij Waterloo, werd er in Wenen door gefeest. Voor de elite was de oorlog niet meer dan een lastige onderbreking die op de Fransen na, voor iedereen goed was afgelopen. Talloze families hadden vaders en zonen verloren. Menigeen had arm of been verloren, wezen waren er in overvloed. De prijs van de strijd was door anderen betaald. De economie was na de oorlog in een voorspelbare versnelling gekomen. Wat stuk was, diende weer opgebouwd. Vanaf de afstand die wij nu innemen, blijven er van de optelsom van menselijke tragedies, alleen verhalen over. Dan is de vraag: Welke verhalen vertellen wij elkaar?
Ik heb 1968 nog meegemaakt. Van een afstand, ik was dertien. Mijn zus was vijf jaar jonger, en dat is nog steeds zo. Nu maakt wat toen betekenis had, geen verschil meer. We zijn nu ongeveer even oud. Mijn jongste neef was 16 en bij de provo’s in Amsterdam, mijn oudste neef was 19 (ik had er twee) en studeerde in Tilburg. Mijn vader werkte in de fabriek. Mijn moeder werkte in een apotheek. Dat zij werkte moest zij verantwoorden in onze wijk waar vrouwen dat niet deden. Mijn vader werd er op zijn werk op aangesproken. Ik groeide op in een voortdurende vermoeden dat de tijden beter werden. En dat was ook zo. De woningnood werd opgelost, de inkomens stegen, de anticonceptiepil werd uitgevonden en verspreid, studeren werd mogelijk voor ons allemaal, er werd een gasnet aangelegd, niemand hoefde in de kou te staan, niemand was er onverzekerd, de koude oorlog werd beëindigd, de echte oorlog in Vietnam werd beëindigd, kunstenaars kregen een speciale uitkering, de overheidsinstellingen democratiseerden, de macht kreeg een kwetsbaar gezicht en de toekomst werd voor altijd rooskleurig. Ik ben een kind van die tijd. De tijd dat de popmuziek werd uitgevonden en de middenklasse zijn volle breedte kreeg. Wij hadden net zo’n huis als Paul McCartney. Toen.
We zijn inmiddels halverwege.
De toekomst is als een bed gespreid.
De toekomst is van kleur veranderd. Het verhaal in vergruist in oneindig veel fragmenten. De wereld is dichtbij gekomen en wij zijn op afstand van elkaar geraakt. Waar ik spreek ziet het wit van de mensen. Mensen die van hun leven een vaasje hebben gemaakt. Het zijn mensen die in een gaaf land leven. Ik leef zelf in dat land van ooit. Waar statistisch niemand honger heeft. Waar het gemiddeld met iedereen beter gaat. Waar armoede stil wordt gehouden. Waar schuld schuldig maakt. Waar geld er niet toe doet, maar wat je van je leven maakt.
Waar keurig de norm is. Waar geen onvertogen woord wordt gesproken. Waar hoofse buigingen worden gemaakt en waar ‘boos’ een verboden emotie is. Ik leef naar die norm. Ik heb mijn naaste lief. Ik zoek de dialoog en vermijdt de strijd. Want de strijd hebben we nu wel gehad.
Kunnen we het licht wel vinden, als we de schaduwzijden onbesproken laten? Maken we ons niet te makkelijk van af?
Omdat wij het antwoord niet hebben, gaan we de verbinding aan. Wij hebben verbindingen aan ons onvermogen te danken. We kunnen de wereld en onszelf alleen niet aan. Wij zijn roedeldieren. Sartre had gelijk: de hel dat zijn de anderen, maar zonder de ander kunnen we niet. Daar dient de filosoof te buigen voor de bioloog, de kenner van de mensensoort. Zo kon Sartre niet zonder Camus. Camus confronteert ons met de absurditeit van het bestaan. We zijn gedoemd tot Sisyphus arbeid. En zullen daar ons geluk moeten vinden. Er is geen absoluut goede of slechte kant. Er is alleen de verlichting om in opstand te komen, zo stelt hij. De echte vijand is onverschilligheid.
Dat zijn voor mij DWARSLOPERS. Mensen die in volle bewustzijn naïef durven zijn. In hun zingen voeren zij de boventoon, terwijl hun wanhoop en hun bang vermoeden de ondertoon mag zijn. Licht en schaduw zijn danspartners als op een Latijns- Amerikaans plein.
De spanningen van vandaag stellen ons voor de keuze om te vrijen of te vechten, en om te vechten of te vluchten. De kunst is het alle drie te doen. En daarin telkens weer een afgewogen keuze in te maken. Het beeld van de derwisj komt op.
Wanneer vrijen? Wanneer vechten? Wanneer vluchten?