Longread

Worden wie je bent

In de Sixtijnse kapel op het meesterwerk van Michelangelo De schepping van Adam beweegt de hand van God naar die van Adam. De eerste mens is een creatie, een goddelijke schepping. Dit beeld plaatst, in de Christelijke traditie, de mens, wegens zijn Goddelijke oorsprong, in het centrum van het universum. Drie eeuwen later komt Charles Darwin in zijn Origin of Species tot een andere conclusie. Niet een Goddelijke schepper maar het principe van de toevallige, natuurlijke selectie heeft de mens in een eindeloze, complexe maar toevallige evolutie voortgebracht. De mens valt hier aan het einde van de 19eeeuw van zijn troon… Niet God de Vader, maar de natuur staat aan het begin van de menselijke oorsprong.

Maar hiermee is dit verhaal zeker nog niet af. In de loop van de twintigste eeuw werd de menselijke kennis van de natuur steeds groter. Zijn blik werd zo verfijnd met technologische hulpstukken dat hij de wetmatigheden in de natuurlijke selectie steeds scherper kon gaan waarnemen. Dit inzicht is op dit moment zo verfijnd geworden dat de mens nu mondjesmaat op een punt aankomt dat hij kan kiezen deze natuurlijke selectie zijn eigen gang te laten gaan, of kan kiezen zelf in te grijpen en er een menselijke selectie van te maken. Een menselijke selectie die het proces zo kan sturen, en zelfs eventueel kan aanvullen met technologische upgrades naar een cyborg, zodat er een nieuwe evolutionaire vorm kan ontstaan: de Homo Deus.

Het lijkt in retroperspectief dat de Duitse filosoof Friedrich Nietzsche in zijn naar eigen zeggen profetisch boek Zo sprak Zarathustra (1883) deze ontwikkeling van de mensheid naar de Homo Deus al zag aankomen. Nietzsche legt in de proloog van het boek de profeet Zarathustra de volgende woorden in de mond: “De mens is een koord, geknoopt tussen het dier en de Übermensch.” (Zo Sprak Zarathustra, p 13). De mens is voor Nietzsches profeet geen eindstadium maar een brug, een doorgang naar een hogere vorm. Een hogere vorm die voor meer en meer mensen wereldwijd de Homo Deus lijkt te zijn. De mens die aan dit technisch project werkt doormiddel van de ingreep in het natuurlijk selectieproces, middels designerbabies, onsterfelijkheid en de lichamelijke upgrade naar de cyborg. Maar is dit goddelijk worden van de mens, door van de natuurlijke een menselijke selectie te maken, ook Nietzsche zijn perspectief met zijn concept van de Übermensch?

Nee, dit concept van de Homo Deus, doormiddel van het menselijk ingrijpen in de natuurlijke selectie, is zeker niet zijn Übermensch. Hiervoor was Nietzsche een te rijk innerlijk mens, vol scheppingskracht en een rijke geest, die in zichzelf de potentie voelde van de ‘vrije geest.’ Voor hem geen nood of wens om geüpgraded te worden. Deze ‘vrije geest’ had hij in de Duitse denker en kunstenaar Johan Wolfgang Goethe herkend. Het was de bewondering voor deze geestkracht die Nietzsche tot zijn Übermensch liet komen. Een geestkracht die in een creatieve explosie tot de compositie van meesterwerken zoals Goethes Faust kon komen, of Nietzsches eigen werk Zo sprak Zarathustra. Deze creaties waren in Nietzsches eigen woorden ‘dansende sterren.’ Dit wil trouwens niet zeggen dat Nietzsche van de gehele mensheid een hoge pet op had, zeker niet zelfs. Zo schrijft Nietzsche: “U hebt de weg afgelegd van worm tot mens, en veel in u is nog worm. Eens was u aap, en ook nu nog is de mens meer aap dan welke aap ook.” (Zo Sprak Zarathustra, p 13).

Echter waar het Nietzsche om te doen is aan het eind van de 19eeeuw is de mens wakker te maken voor zijn potentie, zijn eigen kracht om een vrije geest te worden, om zo de Übermensch in zichzelf te zoeken. En hierin staat Nietzsche niet alleen in zijn tijd, de periode net na het einde van het Christendom. Er stonden in de 19eeeuw talloze andere denkers op die de weg naar een nieuwe mens zochten, net voor de tijd van de grote ideologieën. Deze denkers zochten, net als Nietzsche, een Godmens die in zichzelf de kracht vond om te scheppen. Onder deze zoekers reken ik Carl Gustav Jung die na zijn breuk met Sigmund Freud zijn gehele oeuvre in het teken zet van het individuatieproces. In deze traditie van Jung gingen denkers als Joseph Campbell, James Hillman en Herman Hesse verder. Ook Søren Kierkegaard is een denker uit deze tijd die een pleidooi voor ‘de enkeling’ houdt. Een weg die een integratie wil zijn van het ethische, esthetische en religieuze in de mens. Uit Kierkegaard is de existentialistische traditie gegroeid met denkers als Martin Heidegger, Jean-Paul Sartre, Simone de Beauvoir, Martin Buber en Albert Camus en existentiële psychologen als Erich Fromm en Viktor Frankl. En dan als laatste, niet te vergeten, de Amerikaanse transcendentalisten Ralph Waldo Emerson en Henry David Thoreau met hun streven naar self-reliance. Allemaal denkers die het individu willen laten wakker worden in zijn eigen authenticiteit.

Echter zijn de ideeën van deze denkers daadwerkelijk gehoord en geïntegreerd in de moderne cultuur? Is de cultuur op basis van hun bevindingen gaan bouwen aan structuren die deze Godmens konden doen laten ontstaan? Ik vrees, in alle eerlijkheid, van niet. De twintigste eeuw kaapte de goddeloze mens in massabewegingen als het nazisme, communisme en neoliberalisme, waarin deze ideologieën een substituut boden voor de doelloosheid van de dwalende mens na de dood van God. In deze ideologieën vlucht de mens voor zijn gewonnen vrijheid.

Deze vlucht voor de vrijheid in massa ideologieën die het leven een duidelijke zin en betekenis verlenen na het einde van het grote verhaal van het Christendom is nu, ondanks de postmoderne kritiek op de grote verhalen, zeker nog niet voorbij. Op dit moment ligt erin bijna elke boekhandel het boek Homo Deus van de Israëlische historicus en filosoof Yuval Noah Harari. In dit boek valt Harari openlijk het humanisme aan. Dit doet hij door op te merken dat de mens de laatste eeuwen zijn levenskeuzes steeds meer is gaan maken op zijn eigen gevoel. Voelt dit goed of fout was zijn kompas in zijn levensoriëntatie. Echter nu voorspelt hij dat dit humanisme ten einde loopt en daarvoor in de plaats het dataïsme komt. Algoritmes zullen grote hoeveelheden data analyseren en er betere gevolgtrekkingen uit opmaken dan de mens dit kan. Kortom, Harari voorspelt dat waar voorheen de mens afging op zijn eigen gevoel om zijn geliefde te kiezen dat, mits er genoeg data van de mensen wordt verzameld, een algoritme beter kan bepalen wie bij elkaar past dan het eigen gevoel. Of neem de iPhone 10 met gezichtsherkenning. Wat te denken van het toekomstscenario dat na een Facetime-gesprek met een vriend of vriendin je op een kunt knop drukken en een analyse van de gezichtsuitdrukkingen krijgt en vervolgens de bijbehorende ‘objectieve’ van het gevoerde gesprek. Ontwikkelingen waar ook ik bij het lezen hierover enthousiast wordt. De toekomstige oriëntatie van onze levens laten bepalen door de wijsheid van een algoritme komt tegemoet aan het diepe verlangen om verzorgd te worden. Net als een kind in de baarmoeder het voedsel en warmte van de moeder krijgt zonder iets te hoeven doen. Echter, is dit algoritme hetzelfde als de wil van God volgen, of de wil van de communistische partij? Geven wij niet uit zwakte, uit eigen onvermogen ons eigen creatieve potentieel, onze levensoriëntatie uit handen. Is alle hoop die er gevestigd wordt op de technologische Homo Deus niet eigenlijk een verkapte zelfhaat van de mens die geen toegang meer tot zijn eigen waardigheid kan vinden?

Terugkomend op Nietzsche zijn Übermensch, Jung zijn individuatie, Kierkegaard zijn enkeling en Emerson zijn Self-reliance. De verbinding tussen deze perspectieven is dat de mens niet buiten zichzelf, maar in een intieme verhouding tot zichzelf, een kracht kan vinden waar vanuit hij een God op aarde kan worden zonder te sterk te rusten op technologische ingrepen. Maar de kritische Nietzsche weet maar al te goed dat deze vitale bronnen van energie, binnen in de mens, al te makkelijk opgedroogd raken: “The most shortsighted and pernicious way of thinking wants to make the great sources of energy, those wild torrents of the soul that often stream forth so dangerously and overwhelmingly, dry up altogether, instead of taking their power into service and economizing it.” (Ecce Homo, p.254). Maar stel nu eens dat deze ‘wild torrents of the soul’juist een scholing krijgen zodat de mens met deze bronnen van energie in zichzelf in contact kan komen en ze zo weet te bemeesteren dat ze een vorm kunnen krijgen in de wereld om hen heen. Hoe zou de wereld er dan uitzien? Nietzsche weet, net zoals Jung, Kierkegaard en Emerson dit weten, dat er diep in elke mens een plek is, een bron van kracht. Nietzsche schrijft hierover in zijn autobiografie Ecce Homo: ‘The organizing “idea” that is destined to rule keeps growing deep down — it begins to command; slowly it leads us back from side roads and wrong roads; it prepares single qualities and fitnesses that will one day prove to be indispensable as means toward a whole — one by one, it trains all subservient capacities before giving any hint of the dominant task, “goal,” “aim,” or “meaning.”’ (De Wil tot Macht, p.383). Stel we creëren een wereld waarin er ruimte en tijd is om tot deze zelfkennis te komen?

Het pad naar het Goddelijke in de mens is eind 19eeeuw al gelegd door Nietzsche, Kierkegaard, Jung en Emerson. Hier, en nog bij vele andere denkers, ligt een bron waarvan ik vind dat die ontgonnen moet worden. Deze bronnen zijn aanzetten tot een nieuwe mens, na de dood van God, die een weg wil zijn naar een Homo Deus, een Godmens die uit zijn eigen reservoir put. Dit verhaal mag meer verteld gaan worden als alternatief voor de uitbesteding van onze goddelijke ambities aan de technologie. Ik kies er nu voor om deze verhalen van deze denkers te gaan vertellen op dwarslopers.nl in de hoop mijzelf en anderen te inspireren in het ‘worden wie je bent.’

 

Beeld © Sander Heezen