Ik ook lava en gras en water, alstublieft.
Poëzie die je langzaam binnen ziet komen. Die de voeten aanveegt op de mat, zachtjes de trap op loopt en waarvan je de voetstappen herkent.
Een meisje leest al zeven jaar ‘The Waste Land’ van T.S. Eliot. Vandaag heeft ze er een lied van gemaakt, en ze durft het eigenlijk niet voor ons te zingen. Haar vingers trillen. Ze stemt haar gitaar, maar alle akkoorden zijn al in harmonie en het kleine apparaatje antwoordt een echo en groen, groen. Ze lacht alsof ze zich moet verontschuldigen. Ze zingt alsof ze zich moet verontschuldigen.
Ik vraag me af of je jezelf zou herkennen als je de trap oploopt. Of ik automatisch de treden zou beginnen te tellen, zoals altijd. Er zal wel flink wat mis zijn, als je je eigen trap op komt lopen en jezelf aantreft in de woonkamer. Een vraag die iemand me ooit stelde op de basisschool: als de hele wereld uit dezelfde mensen zou bestaan, en dezelfde mens was jij, zou er dan eindelijk vrede komen? Ik zei: de hele wereld ben ik, dan ben ik ook lava en het gras en het water en dan gaat iedereen dood. Naar kind dat ik was.
Ik stel voor niet allemaal hetzelfde te worden.
Bij het woord woonkamer ziet niemand hetzelfde voor zich. Een eenvoudig beeld van een arbitraire bank, twee stoelen, een kleed, een raam, een schilderij, een kaars, de televisie, kleurt zich in mijn hoofd. In mijn echte woonkamer staat geen kaars, en het imaginaire tapijt is blauw, en heeft een ander patroon dan thuis. Ook thuis wekt voor iedereen iets anders. Toch kan een woord, huiselijk, thuis, eigen, grootschalig mensen in beweging brengen. Mensen bewegen. Soms bewegen ze zelfs zonder dat ze het doorhebben, zoals met poëzie die langzaam je lichaam binnen wandelt en door je buik, de trap opkomt. Door je buik, je borstkas. De voetstappen herken je ergens als ongemak, herkenning en verandering. Het zijn grote ideeën, maar de trap wordt ook maar langzaam beklommen. En voor je die voetstappen herkent, moet je ze eigenlijk al een leven omhoog hebben horen komen. Er zijn ook mensen die heel bewust bewegen. Misschien kiezen ze een doel. Lopen ze er eerst heen, om er een roos op te schilderen. Het verzamelen van een groep mensen die hetzelfde willen, is niet altijd moeilijk. Het is ook een kunst te bewegen als een leger, allemaal hetzelfde been vooruit de zetten en het lopen in een ritme waar je je achter schaart. Dat je mee kunt zingen op het ritme. Er is niets mis met muziek. De middenmannen hebben iele stemmen, maar het maakt niet uit.
Als je gemeenschappelijke doel is de wereld te veranderen, kan de één besluiten te doneren voor acties tegen de jacht op neushoorns, en de ander poëzie gaan schrijven. Ook in gedichten moet je oppassen te veel in ‘iedereen’ en ‘niemand’ te vervallen. Je vraagt je af hoe je dan alle neuzen dezelfde kant op laat wijzen. Of je ‘zee’ kunt zeggen, en dan iedereen het zoute ruikt? En of het uitmaakt dat mijn zee het gele schuim op een nat strand is, en niet een spattende branding, of krijtrotsen, of rode vliegers met kleine jongetjes eraan.