Shortread

‘Wij zijn geen mensen uit één stuk’

Dwarslopers Eva Trapman Kamerkoor JIP Festival

Voor Kamerkoor JIP deed ik een klein onderzoekje naar het begrip ‘identiteit’. De uitkomst – een exploratie rondom het begrip – heb ik bij een repetitie voor het Dwarslopers Festival gedeeld met het koor. Dit verhaal is een bewerkte versie daarvan.

‘Wij zijn geen mensen uit één stuk’
Twee visies op identiteit

In een repetitie met Kamerkoor JIP werd Milan Kundera aangehaald over de vraag: zijn we een optelsom van al onze identiteiten, of zijn we juist wat er over blijft als alles wordt afgepeld? Wat mij opviel in dit stukje van Kundera is dat beide methoden – optellen en aftrekken – bedoeld zijn op tot een essentie te komen. Dat impliceert dan dus dat we een essentie hebben. Heeft de mens dan een kern? Een ware zelf? En is dat dan je identiteit?

Of ben je in beweging, besta je uit verschillende, soms tegenstrijdige verhalen, ben je fragmentarisch? Iemand die ik ooit hierover interviewde, zei: ‘We zijn geen mensen uit één stuk’. Dat is me bijgebleven. Ik vond het ontspannen dat ik het mezelf volgens die zienswijze niet kwalijk hoefde te nemen als de ene eigenschap niet ‘klopte’ met de andere. Als de onderdelen binnen één persoon niet helemaal te rijmen zijn.

Een ander die ik sprak, in hetzelfde interview (beide waren geestelijke verzorgers in een ziekenhuis) vond het het belangrijkste dat de mens zichzelf kan zijn. Dat horen we natuurlijk vaker, wat ervoor heeft gezorgd dat het voor mij eigenlijk als bijna niets meer betekent. Maar als ik er opnieuw naar luister, impliceert het dus weer die kern in het zelf: een ‘ware zelf’ die in ons verscholen zit, wellicht verstopt of toegedekt onder allerlei lagen of maskers en constructies.

Dit zijn dus twee zienswijzen, en er zijn er natuurlijk nog veel meer. Maar op deze beide visies wil ik nog wat dieper ingaan, te beginnen met de visie dat de mens een kern heeft; een ware zelf; een essentie.

In het mensbeeld van Carl Rogers (de grondlegger van de persoonsgerichte psychologie) is de mens als een plant. Hij kan groeien als hij maar genoeg voeding, licht en water krijgt. De potentie om te groeien is er dus al, en kan er met de juiste steun en empathie uit de omgeving uit komen. Volgens dit beeld heeft mens verschillende maskers, die hij afwisselend op zet (afhankelijk van de omgeving, maar altijd met als voornaamste doel: om geliefd te zijn). Onderzoekers die Rogers theorie verder hebben uitgewerkt nuanceren het beeld van de enkele authentieke kern: zij spreken van ‘plural self’, een meervoudig zelf. Hun toevoeging aan Rogers mensbeeld is dus, dat er ook meerdere ware zelven in een persoon kunnen zijn. Onder deze maskers ligt het diepere, existentiële, fundamentele, pure (en eventueel meervoudige) zelf. De bedoeling is om te leven vanuit het echte, diepste zelf: het doel (van het leven en van therapie) is om een volledig geactualiseerd person te worden. Therapie staat dan ook in het teken van het onthullen van dit zelf en richt zich daarom op het streven naar congruentie tussen binnen- en buitenkant.

De tweede visie ik noemde omschrijft onze identiteit als in beweging. Dat we uit verschillende verhalen bestaan, het zelf is fragmentarisch en ‘niet uit één stuk’. Hierbij moest ik denken aan filosofe Judith Butler. Wanneer wij iemand vragen ‘wat’ hij of zij is, dan doen we de ander (of groter: wat een mens is) simpelweg gigantisch tekort, zo stelt zij. ‘As if the task were simply to fill in the content of our personhood’. De vraag ‘wie ben jij? Komt meer in de buurt van erkenning van de ander. Deze vraag, zo zegt Butler, gaat er vanuit dat je een ander tegenover je hebt die je niet kent, en die je ook nooit volledig kan kennen en begrijpen. Deze ander is uniek en onvervangbaar, en deze uniciteit en onvervangbaarheid stellen een limiet aan het elkaar kunnen kennen. ‘It is a question that affirms that there is an other who is not fully known or knowable to me’.

Maar, zegt Butler, ik kan deze vraag tegelijkertijd niet beantwoorden. Ik kan er niet aan voldoen. Want mijn beeld van mijzelf (of eigenlijk: het verslag dat ik van mijzelf doe, het narratief van mijzelf) is altijd gedeeltelijk. Het wordt altijd achtervolgd door datgene waarvoor ik geen definitief verhaal klaar heb. Er is dus geen volledige en bevredigende verhalende verantwoording of uitleg mogelijk, van wie ik ben. Butler legt uit hoe we nooit precies kunnen uitleggen waarom we op deze specifieke manier verschijnen, en hoe onze pogingen om tot verhalende reconstructie van onszelf te komen, voortdurend moeten worden herzien. Er blijft, ondanks onze beste inspanningen, een bepaalde opaciteit ontstaan. (En ‘opaciteit’, dat moest ik even opzoeken en kwam zo op de prachtige uitleg: ‘the degree to which light is not allowed to travel through’).

Ik ga deze exploratie niet afsluiten met een alinea over hoe ik denk dat het zit. Ik heb twee visies tegenover elkaar gezet die wellicht ook niet tegenover elkaar horen, maar dit was dan ook een verkennend stuk en daarin lijkt dit me toegestaan. Misschien moeten we de woorden ‘jezelf leren kennen’ ook meer opvatten als het leren hanteren van onze eigen persoonlijkheid, dan als het onthullen van een bestaande kern. Alleen mis ik daar dan ons eigen vermogen in dat we hebben om onszelf vorm te geven. Dat is namelijk wel iets waar ik echt in geloof: het scheppende vermogen dat we allemaal hebben om iets in te brengen bij het ‘worden wie we zijn’ of op zijn minst, om onze houding te bepalen tegenover wie we dan maar helaas blijken te zijn.

 

Eva zingt in het Kamerkoor JIP en viert de verjaardag van het koor op het Dwarslopers Festival Utrecht, 16 juni 2018. Ze zingt ook solo in de compositie ‘Der Schwan’ van Diederik van der Laag (wereldpremière) , bij het slotconcert van het Dwarslopers Festival, in de grote zaal van TivoliVredenburg. Wil je Eva horen? Koop hier je ticket!