Shortread

Identiteit op het spoor

Ik zat in de trein in Zutphen te wachten tot deze naar Arnhem zou vertrekken en in de vierzits naast me ging een jongen tegenover een jong stel zitten. Toen de trein net vertrokken was vroeg de jongen opeens aan dat stel: “Waar gaan jullie heen?”
Het bleef even stil.
Even later kwam van het meisje een heel zacht: “Ehm… ik ga naar Arnhem.”
De jongen zei: “Oh!”
Het bleef weer even stil.
Het meisje zei weer heel zacht: “En eh… jij?”
Het stel wist duidelijk totaal niet wat ze ermee aan moesten. Ze vonden het vreemd dat een jongen zomaar tegen hen was gaan praten en dat zij schijnbaar geacht werden te reageren. Het stel keek elkaar ook regelmatig een beetje lacherig aan. Ze dachten: ”Waar zijn we nu weer beland?”

Aan de ene kant vond ik dit gek, want waarom was er geen echt contact ontstaan na de opening van de jongen? Waarom deed dit stel alsof het raar was dat er iemand, die nota bene tegenover hen zat, tegen hen was gaan praten? Vlak daarna besefte ik echter dat ik zelf ook al opgelet had dat ik niet tegenover de jongen zou komen te zitten, omdat hij ook al spraakzaam was op het perron en ik niet wilde dat hij tegen me zou gaan praten. Ik wilde gewoon mijn oortjes in doen, Netflix aanzetten, en over een halfuurtje pas weer terugkeren in de echte wereld. Net als alle andere mensen in de trein die waren weggedoken in hun telefoon en in hun eigen wereldje.

Wat zegt dit over onze identiteit? Vinden we het dan niet belangrijk om contact te maken met de mensen om ons heen? Is dit wellicht deel van de Westerse identiteit, omdat wij allemaal beschikken over een smartphone? Is dit deel van onze huidige identiteit en zouden mensen honderd jaar geleden wel met elkaar gepraat hebben in het openbaar vervoer? Zouden zij meer om zich heen gekeken hebben en meer in het moment geleefd hebben?

Dichter Rainer Maria Rilke was in ieder geval omgedraaid in zijn graf als hij ons zo had kunnen zien in de trein, of als hij mijn gedachten toen had kunnen lezen. zei in zijn gedichten vaak: kijk om je heen! De werkelijkheid is nu! Hij zocht de landschappen op die hem inspireerden, terwijl wij landschappen vaak gewoon aan ons voorbij laten trekken.Hij vond dat we elk moment moesten leven alsof we de wereld voor het eerst zagen.

Zo heeft de trein eigenlijk de potentie voor fantastisch contact tussen mensen; want je ziet allemaal mensen die je niet kent, nooit meer zult zien en waar je uit jezelf nooit mee in aanraking was gekomen. Werkelijk de grootste verzameling aan culturen, leeftijden en mensen met verschillende verhalen zitten daar opeens met elkaar opgesloten in een coupé. Dit zou toch de aangewezen plek zijn om eens uit je bubbel te stappen en te zien welke mensen er allemaal zijn? Om wat meer met elkaar in verbinding te komen? Om eens de tijd te nemen voor het kijken naar hoe het er buiten uitziet? Toch duiken we gewoon in onze telefoon. Waarom?

Een verklaring zou kunnen zijn dat het gewoon heel makkelijk is snel bevrediging te zoeken bij een eerste teken van verveeldheid. Iedereen heeft een smartphone en in veel treinen is wifi. Waarom zou je om je heen kijken en je best moeten doen om interessante dingen te zien, als je ook gewoon Friends kan kijken en direct niets meer hoeft? Dat is heerlijk. Dat werkt heel goed. Het halfuurtje vliegt om en je staat weer buiten. Je bent waar je moet zijn.

Een andere verklaring kan zijn dat we een beetje bang zijn voor elkaar. Zeker als degene tegenover jou een hoofddoek draagt, een vluchteling is of er een beetje onverzorgd uitziet, is het makkelijk om een vooroordeel te hebben en niet direct geneigd te zijn met hen in gesprek te gaan. Je wilt liever dat ze je niet zien en dat gaat het makkelijkst als jij ook doet alsof je hen niet ziet.

In veel gevallen komt het denk ik ook omdat we niet houden van ongemak. Een gesprek met een vreemde, waarbij stiltes kunnen vallen, of onverwacht oogcontact kan worden gemaakt, kan ongemakkelijk voelen, dus daar beginnen we liever niet aan…

Afgelopen tijd heb ik echter geprobeerd dat ongemak toch aan te gaan. Ik heb geen oortjes ingedaan, maar ik heb om me heen gekeken en geprobeerd oogcontact te zoeken. Ik vond het fantastisch; ik heb me geen moment verveeld! Ik heb heel veel in een boekje geschreven over allerlei dingen die ik om me heen zag of vragen die in me opkwamen, die anders volledig langs me heen zouden zijn gegaan.

Ik heb geprobeerd vriendelijk te zijn voor een meisje dat zich niet goed voelde, maar ze keek me niet aan. Ik heb bedacht hoe naar het is als je iets wil dat je niet wil willen. Ik heb me verwonderd over hoe het leuk het is als het koud is en je wolkjes kunt zien bij de uitademingen van iedereen, terwijl je normaal niet kunt zien wanneer iemand uitademt. Ik heb ook intens genoten van een klein laagje sneeuw dat nog in de berm lag, maar dat dan de stralende zon tegen de bomen aan scheen. Dat contrast was prachtig. Het fijnste vond ik nog dat ik de mensen om me heen gezien had; me bewust was van dat ze er waren. Opeens reisde ik niet alleen.

Reistijd wordt vaak benaderd als dode tijd die je moet overbruggen. Maar als je in de trein zit, dan leef je ook. Je leeft niet pas verder als je bent aangekomen. Je hebt allerlei mensen om je heen die allemaal machtig interessant zijn. Je ziet allerlei landschappen aan je voorbij schieten. Er komen allerlei gedachten in je op. En als je aan deze dingen aandacht geeft, dan leef je ook echt in dat halfuurtje. Het is eigenlijk weggegooide tijd als je dat niet doet.

Dichter Rainer Maria Rilke had iets te zeggen wat hier heel goed bij aansluit. Hij zei dat alles wat er is, tijdelijk is. Elke ervaring en elk geluk verdwijnt weer. In zijn negende elegie bepleitte hij dat de aarde van ons verlangt dat we haar onsterfelijk maken door al die verdwijnende dingen op te merken, te overdenken of er over te schrijven. Op deze manier blijven de verdwijnende dingen toch in ons voortbestaan. Dat kunnen alleen wij, verder geen enkel ander dier of boom. De aarde heeft ons dus nodig om haar identiteit levend te houden.

Als we met zijn allen eens gingen praten met ‘enge buitenlanders’ in de trein merken we misschien wel dat ze helemaal niet eng zijn. Door elkaar te negeren houden we vooroordelen en angst in stand. En stel je eens voor hoeveel interessante gesprekken, vriendschappen of liefdes van ons leven we hebben gemist die recht tegenover ons zaten, maar die we gewoon genegeerd hebben?

Ik zeg niet dat je nooit muziek zou mogen luisteren in de trein, want soms ben je moe en heb je geen zin om met mensen te praten. Maar ik hoop dat wij allemaal, waaronder ikzelf, kunnen leren om reistijd of elke andere tijd waarin je even niets te doen hebt, niet als dode tijd te zien. Ik hoop dat we zullen proberen onszelf niet te verdoven met onze telefoon, maar desnoods het ongemak of de verveeldheid te voelen, want dan maken we het mee.

Laten we zorgen dat onze huidige identiteit niet wordt gekenmerkt door een voortdurende verdoving van smartphones, maar laten we de generatie worden die het contact met elkaar aangaat en die daardoor elkaar meer gaat vertrouwen. Laten we onze ware identiteit, waar we ons mee wíllen identificeren op het spoor komen. Want ik geloof dat we onze identiteit kunnen aanpassen als we hier ontevreden mee zijn. Laten we proberen om ons altijd te realiseren: hé, ook nu, en alleen nu, leef ik.

 

Dit verhaal is een geschreven versie van de Ted Talk die ik hield op de Vrije Hogeschool.

Ontdek meer van Dwarslopers

Abonneer je nu om meer te lezen en toegang te krijgen tot het volledige archief.

Doorlezen