Longread

De voorzichtige stap

Ik denk dat het soms makkelijker is om met vreemden te praten. Je hebt niet veel te verliezen. Je zal hen snel vergeten en zal zelf waarschijnlijk sneller vergeten worden. Eerst lijkt de stem te vervagen, geluid en klank, ritme. Dan het gezicht, kenmerkende lijnen die onscherp worden tot er alleen een echo overblijft van een naam, een naam waarvan je eigenlijk niet meer weet hoe je hem precies uitspreekt. Ik vind daar een bepaalde troost in.

De metalen reling drukt ongemakkelijk in mijn onderrug. Ik tik mijn vingers tegen mijn bovenbeen in het ritme van de muziek die via mijn koptelefoon in mijn oren klinkt.

De deuren van de metro gaan open. Een golf van mensen stroomt de deur uit terwijl een ongeduldig enkeling zich tussen de naar buiten komende beweging naar binnen wurmt. 

Ik kijk, neem de bewegingen van de mensen om me heen van een afstandje waar. De zwart gelakte naaldhakken van de mevrouw met de lange beige jas tikken in een gehaast tempo tegen de grijze tegels.

Ik lijk niet te bestaan voor de ogen die in nietsziende beweging over me heen glijden, lijk op te gaan in de omgeving, een stille toeschouwer, een object dat precies daar in de ruimte hoort, zoals het metalen bankje rechts van mij dat op dezelfde stille manier gewoon staat. De stroom van beweging neemt af. De tonen van waarschuwing die melden dat de deuren van de metro zullen sluiten mengen zich met de muziek.

Ik kom in beweging en glip tussen de deuren door die zich met een zachte klik achter me sluiten. De meerderheid van stoelen is bezet. Ik blijf staan.

De meeste ogen staan gericht op de mobiele telefoon vastgeklemd in handen. Een paar kijken naar buiten. Ik vang de blik van een man. Hij kijkt me aan, glimlacht, en draait zijn hoofd dan weg. Ik blijf naar hem staren.  Ik weet niet waarom ik niet naast hem ga zitten. Misschien wel omdat ik hem niet lastig wil vallen. Omdat de eerste reactie als iemand naar mij toe stapt er één is waar ik met samengeknepen lippen en harde ogen ‘wat moet je?’ probeer te communiceren.

Misschien ook omdat reizen een soort stilte is in een anders druk bestaan, een pauze. Een stukje tijd waar je alleen even hoeft te zijn zonder dat iemand ook maar iets van je verwacht. Een stukje tijd dat ik niet wil verstoren, dat ik niet durf te verstoren omdat een uitwisseling van menselijke woorden, menselijke emoties ook zo ontzettend vermoeiend kan zijn.

En toch zit er ook iets in die onverwachte gesprekken.
Kun je je dat moment nog herinneren? Die keer dat iemand je iets vroeg en daar een gesprek uit vloeide dat je vervolgens een geruime tijd staande hield, daar midden op straat? En hoe je die glimlach op je gezicht er niet meer af kreeg toen jullie uiteindelijk je eigen weg vervolgde? En dat je niet meer precies weet wat er gezegd is maar wel het gevoel nog weet dat het bij je opriep. Misschien was het wel een bepaalde voldoening? Wetende dat ondanks al die verschillende zorgen, bezigheden, verschillende levens, jullie toch iets gemeen hadden.                                    

Misschien ontstaat er ook wel een stukje zorgzaamheid. Is het dan contact dat ervoor zorgt dat mensen gevoel en identiteit krijgen? Dat die vreemdeling die eerst niets voor je betekende ineens een uniek mens is geworden en niet alleen een plekje inneemt tussen die 8 miljard anderen waar je niet echt iets om geeft?

Zit er niet al in die gedachtenuitwisseling kwetsbaarheid? Is het niet makkelijker kwetsbaar te zijn naar een vreemde omdat de oordelen van een vreemde je nooit zo veel pijn zouden kunnen doen als die van een geliefde, van familie, van vrienden? En dit wetende, is het dan ook niet veel gemakkelijker om echt jezelf te zijn, om juist ook dat deel van jezelf te laten zien dat rauw is, dat lelijk is?

Is dat dan waar die voldoening uitstroomt? Om verbonden te zijn door kwetsbaarheid. Maakt het dan ook werkelijk uit dat je dit gesprek zal vergeten zolang je er die dag iets aan hebt gehad? Zolang die dag lichter is geworden? Zolang je iets hebt geleerd, iets dat je vergeet maar wat dan als een schijnbaar nieuw idee je hoofd binnenkomt. Of de basis wordt van een idee dat je doorgeeft in een volgend onverwacht gesprek op straat. Iets dat je verbindt, aan de wereld, aan een ander, aan jezelf.
Is dat dan ook niet iets waardoor het leven een beetje meer zin krijgt? En is dat niet iets waar we allemaal met een bepaalde urgentie naar zoeken?

Ik veeg mijn bezwete handen af aan mijn spijkerbroek, de stof ruw onder mijn huid. Ik neem een voorzichtige stap richting de man met het witte shirt en neem plaats op de stoel naast hem.




Beeld © Sander Heezen

Ontdek meer van Dwarslopers

Abonneer je nu om meer te lezen en toegang te krijgen tot het volledige archief.

Doorlezen