Shortread

Fragment uit ‘Als ik gelijk heb’

EEN

Ik zit in het donker in de aardappelkast.
Mijn moeder had streng naar de kastdeur gewezen. Ik staarde haar aan, zuchtte, boog mijn hoofd en sjokte richting de kast.
Hard duwde ze de deur achter me dicht en draaide de sleutel om. In het donker glimlachte ik voluit.

Ik kruip in het hoekje van de muren, trek aan het touwtje boven mijn hoofd. De gloeilamp brandt. Met mijn hand reik ik, op de plank boven mijn hoofd, naar het rieten mandje en zet het op mijn schoot. Voorzichtig haal ik er de drie aardappels en de satéprikker uit. De ogen van twee van de aardappels waren de vorige keer al goed gelukt. De derde aardappel haal ik dicht naar mijn gezicht om de eerste kerven van de ogen te zien. Met voorzichtige halen schraap ik, met de punt van de satéprikker, de lijnen van de wimpers uit de schil.

Beneden hoor ik mijn moeder heen en weer lopen, kastjes openen en sluiten en uiteindelijk de cd-speler aanzetten. Ze zingt net iets te hoog mee op het nummer With a little help from my friends, van Joe Cocker. Zelfs hier vanuit de kast weet ik wat ik zou zien als ik beneden op de bank zou zitten. Zij in het midden van de woonkamer. Haar gezicht naar de keuken. Armen in de lucht. Haar vingers gestrekt, alsof ze iets aanraakt dat alleen voor haar bestaat. Bij het refrein schudt ze steeds sneller met haar hoofd en zingt naar de hoofden van opa en oma, die in strakke zwarte lijstjes op de kast staan. Als de laatste akkoorden klinken loopt ze naar de cd-speler en drukt op het pijltje naar links.
De tweede keer danst en zingt ze nooit mee. Dan zet ze de afzuigkap aan en steekt een sigaret op, die ze tussen wijs- en middelvinger vasthoudt. Na een kwartier schreeuwt de buurvrouw ‘Edith, niet weer,’ over de schutting met de vraag of de muziek alsjeblieft wat zachter mag.

Het derde aardappelmannetje, met zijn lange wimpers en uitbundige mond, houd ik vast. Ik glimlach terug. Van de potten doperwtjes bouw ik een huisje: vier potten aan alle kanten op elkaar gestapeld met een aardappelmannetje in het huisje en de andere twee ervoor. Het tweede aardappelmannetje laat ik aanbellen. Zachtjes maak ik het geluid van een bel. De aardappelmannetjes praten met elkaar en springen af en toe op en neer.

Ik schiet omhoog. De treden van de trap kraken, voornamelijk de vierde en de zevende tree. De treden daartussen kraken alleen in het midden, de zijkanten niet. Ik hoor haar de trap opkomen en stop de aardappelmannetjes in het mandje, plaats het boven op de plank, bouw de toren doperwtjes af, trek aan het touwtje en luister naar het slot. De sleutel draait langzaam om.
‘Kom, je moet je huiswerk maken,’ zegt ze.
Ik loop achter haar aan de trap af.
‘Wil je nooit meer liegen?’
In de woonkamer rits ik mijn rugzak open en pak er het gele hemdje en de lichtblauwe bh uit. Ik houd ze omhoog. De witte kaartjes hangen aan de bandjes. Ze neemt het aan en pakt zuchtend een voor een de kaartjes vast.
‘Die paar euro had je toch aan me kunnen vragen?’

Ik laat mijn vinger over de rand van de tafel glijden en zeg dat de anderen het ook deden en ik daarom niet gewoon bij de kassa kon gaan staan. Ik schuif de stoel naar achteren. Het leer zakt in als ik ga zitten.

 

 

VIER

Ik zit in kleermakerszit op het hoogpolige, grijze tapijt. Als ik met mijn vingers door de slierten van het tapijt strijk, blijven de haartjes haken achter de afgekloven randen van mijn nagels. Ik leg twee toastjes brie op de borden op het kleed. Het ronde bakje olijven draai ik in het tapijt, net zo lang tot het stabiel staat. Op het dienblad naast me staan de andere hapjes in schaaltjes.
‘Je mag komen,’ roep ik.
De klink van de woonkamerdeur zakt naar beneden en ze glimlacht.
‘We gaan picknicken,’ zeg ik en ik houd een toastje met brie omhoog.
Ze loopt naar me toe, geeft een natte kus op mijn voorhoofd.
‘Wacht even, ik moet nog even iets pakken,’ zegt ze.
Ze draait zich om en loopt op haar zilveren instapsloffen naar de keuken. Ik laat mijn hand met daarin het toastje iets zakken maar houd het nog steeds omhoog. Vanuit de keuken loopt ze terug naar het kleed met in haar ene hand een glas en in haar andere een fles.
‘Wil je je toastje?’
‘Lekker, lieverd.’ Ze schenkt het glas vol en pakt daarna het toastje aan.
‘Ik heb toastjes, brie, olijven, augurken, twee pizza’s in de oven en een fruitsalade als toetje. Is dat goed?’
Ze knikt. Het toastje barst in haar mond. Met mijn handen woel ik door het tapijt.
Het oranje licht van de lantaarnpaal schijnt door het rolgordijn. Ik stop een olijf in mijn mond. Ze neemt een slok.

Tijdens haar verjaardag liep ik rond met schalen nootjes, stukjes worst en blokjes kaas. Ik schonk de mensen bij. Ze leerde me die middag het glas vol te schenken tot drie vingers onder de rand, tot net iets boven het dikste gedeelte van het glas. Met rode wijn was het weer net anders. Misschien is ze dat wat ze me toen geleerd heeft, zelf vergeten.

Met mijn voortanden schraap ik de restanten olijf van de pit.

 

 

NEGEN

We zitten hoog in de piramide, het hoogste klimrek van het park. We leunen tegen de oranje touwen en laten onze voeten bungelen. De harde draad snijdt in mijn billen, maar ik zeg er niets van. Het turquoise vloeipakketje houd ik tussen duim en wijsvinger omhoog. Sanne pakt het aan en draait het vloeitje tot een strak kokertje. Sanne draait strakke dunne, die van mij worden een soort luidspreker toeters.
Voorzichtig likt ze aan het randje en plakt het tweede kokertje dicht. Uit mijn broekzak duw ik de aansteker omhoog en steek ze beide aan. We inhaleren, houden kort onze adem in en blazen uit. Precies zoals mijn moeder houd ik het kokertje vast tussen wijs- en middelvinger.
‘Zullen we onze oude hut bekijken?’
Ik knik. Bij het afdalen van de piramide dwarrelen de laatste asrestjes in mijn gezicht. Het restant van het kokertje gooi ik net als Sanne in het zand en volg haar richting de bomen.

De in de boom gekerfde S en de L zijn bruin verkleurd. Met de achterkant van de aansteker probeer ik de letters dieper in de boom te kerven. Sanne hangt haar jas aan een van de spijkers in de boom. We wilden hoe dan ook een kapstok. Ik glimlach. Een stukje hoger in de boom hadden we planken getimmerd als twee zitjes met een tafeltje in het midden waar we picknickten. Dit deden we iedere dag, totdat Sanne op een dag uit de boom viel en haar arm brak. Daarna zijn we de hutten lager gaan bouwen.
‘Die andere hut bij de bananenbrug was toch beter gelukt,’ zegt Sanne.
‘Kijken?’ stel ik voor, al weet ik dat ze het over de hut heeft waar ik niet aan mee mocht bouwen van de anderen.
Bij de bananenbrug, de kronkelbrug in het park, zoekt Sanne naar de ingang van de hut.
‘Je moest het water over, weet je nog? Daar hadden we die lange planken voor neergelegd, zodat we naar het eiland konden oversteken.’
Ik haal mijn schouders op en ga op de bananenbrug zitten. Als ik mijn tenen strek raken de punten van mijn schoenen het water. Sanne loopt op en neer over de brug op zoek naar de ingang.
‘Was de hut nou meer bij het begin van de brug of halverwege?
‘Weet ik niet meer,’ mompel ik.
Ik zet mijn handen onder mijn borsten, duw ze voor heel even omhoog als Sanne niet kijkt en vraag me af wanneer je nog een meisje bent en wanneer een vrouw. Of je echt een vrouw bent als je je haren opsteekt en snoep laat liggen. Mijn moeder heeft altijd haar agenda bij zich, maakt dat je dan een vrouw?
‘Wil je eens helpen zoeken, ik kan hem echt niet vinden.’
‘Ik denk dat hij weg is,’ zeg ik, en dat ik mijn huiswerk nog moet maken.

 

 

TIEN

Ik zit aan de tafel en laat mijn wijsvinger over een opgedroogde koffiekring cirkelen. De koelkast maakt een bromgeluid, maar dat hoor je alleen als je er de tijd voor hebt. Door het raam zie ik het ronde tuintafeltje op de veranda. Er staan twee potten met groene sprieten op. Ik blijf de kring volgen, zonder ernaar te kijken. Een lichtgroene vlinder balanceert op een van de sprieten in de pot, de vleugels bewegen traag. Een rilling loopt langs mijn rug en ik trek mijn schouders op. Ik doe het vest, dat over de leren stoel hangt, aan. Losgeschoten draadjes hangen aan de onderkant van het vest. Ik haal de draadjes een voor een naar mijn mond en trek ze los met mijn tanden. Opnieuw laat ik mijn vinger over de koffiekring cirkelen.

 

 

 

 

 

Ontdek meer van Dwarslopers

Abonneer je nu om meer te lezen en toegang te krijgen tot het volledige archief.

Doorlezen